‘Hij verveelt zich te pletter, dat vind ik zó moeilijk. Hij heeft geen vriendjes, hij kan de straat niet op, zijn kleine zusje haalt hem het bloed onder de nagels vandaan als ze zijn legobouwwerken “per ongeluk” omstoot en ik heb ook geen tijd en zin om dagelijks urenlang in de kou ergens in een of andere buurtspeeltuin op de rand van de zandbak te hangen. Ja sorry, dan ben ik maar niet de ideale moeder. Maar ik maak me wel zorgen om hem. Nog geen zes jaar en nu al overal buitengesloten. Kleuters zijn hard hoor. Maar ja, ik zie zelf ook wel dat hij de gemakkelijkste niet is. Hij herkent alle automerken inclusief de verschillende uitvoeringen, terwijl we zelf niet eens een auto hebben, hahaha. Is dat slim, of eerder getikt? Ik weet het niet…’ In één zin verschiet ze van uitbundig lachen naar tobberig onderuitzakken. ‘Mijn zoon lijkt in niks op mij, mijn man of iets dat ik herken. Ik snap het niet. Wat moet ik toch met hem? En hij is zó ongedurig, om gek van te worden. Maar goed, daar kwam ik niet voor. Wil je met me meedenken over of ik hem zal laten testen of niet?’
Samen verkennen we de voor- en nadelen en in welke richting er dan getest kan worden. Als ze met de klink in de hand staat om naar buiten te gaan ontsnapt me, heel onprofessioneel zo op de valreep, nog een vraag: ‘Je zei dat je niet urenlang met hem naar buiten kan of wil. Dat blijft bij me hangen, merk ik. Heeft ie daar behoefte aan, denk je? Is het een buitenkind?’ ‘We wonen op een bovenwoning hartje stad. De stoep is te smal om op te spelen en de weg te druk om hem veilig alleen naar buiten te laten gaan. Als we bij mijn moeder zijn, die woont in een dorp, zie ik hoe hij in zijn element om het huis heen dartelt. Op de trampoline springen, door het gras rollen, mieren zoeken – je hebt geen kind aan hem dan, dus ja, misschien is het wel een buitenkind.’ ‘Als je daar zelf niet zo van bent is het misschien een idee om te kijken of de scouting iets voor hem is?’ ‘Ik zal eens kijken’, zegt ze (terwijl ik ervan baal dat ik er toch weer intuin om ongevraagd advies te geven).
Een week later mailt de moeder dat ze een huis gaan kopen twintig kilometer buiten de stad. Een vrijstaand huis met een joekel van een tuin, hun eigen huis staat al op Funda. Ik schrik. Is dat de impact van mijn drempelvraag geweest? Is dat dan niet een heel onverhoeds besluit? Is het mijn schuld als ze daar niet gaan aarden? Of moet ik niet zoveel beren op de weg zien en gewoon blij en trots zijn dat ze haar intuïtie durft te volgen? ‘Wat een ongelooflijk dapper en stoer besluit!’, mail ik terug. ‘Ik hoop dat het jullie gaat brengen waar je op hoopt.’
————–
Bijdrage aan SamenWijs, het ouder- en jeugdsteunpunt van Samenwerkingsverband Passenderwijs.
Recente reacties