Om goed voor mij te zorgen, verzin ik een kind
dat bij me is. Ik kan dus niet de hele dag in bed,
en bad, er is een kind dat wacht op mijn
aanwezigheid, er moeten komma’s in de dag.
Niet roken en niet drinken en niet maar door
en doorgaan, en als ik koffiedrink drink ik
een glaasje appelsap erbij, en eet twee koekjes
één voor haar, het is een zij, en één voor mij.
Er moet gewandeld en gewezen en gekeken
naar waar zij me wist, van alles opgeraapt,
het kind heeft eten en verhalen nodig
En ik luister naar haar vragen
Die soms wel moeilijk zijn zodat ik zeg
dat ik het ook niet weet. Er moet op bezoek
zodat ze leert zich op haar gemak te voelen
bij anderen dan alleen haar moeder
die met het kind erbij zich gedwongen ziet
zich te laven aan de vriendschap, opdat het kind
misschien wél leert, wat zij zo moeilijk
kan geloven. Dat in ogen handen zijn
Niet om te willen te slaan, maar om zo teder
Als maar mogelijk willen aanraken.
Er moet een hoekje in de kamer waar het kind
Alleen kan zijn. Een hoekje met een heel zacht
Kleed, een oude kapotte radio van breder
Dan een meter, met daarin boeken vol platen
Van prinsessen, ridders, dieren, bossen en papier,
Heel veel papier en potloden en stiften en een
spirograaf en soms kom ik erbij en bewoner
wat ze heeft gemaakt. Of om iets uit te knippen.
Nee, het hoekje moet op zolder waar ze écht
Alleen kan zijn, zich groter weten dan
alleen een dochtertje van mij, zich bevinden
Onder een schuin dak – licht valt door het zolderraam
als vierkant op de vloer. Er moet op tijd naar bed,
eerst nog een verhaal, gesnuffeld in elk oor,
van elk knuffelbeest de plaats bepaald, wangen
aangeraakt, kusje, nog een kusje, en dan
loop ik naar beneden, ga aan tafel zitten,
schrijf in een schrift alle nieuwe woorden
die ze heeft gezegd, plak ik haar tekeningen in,
kijk naar een film, loop weer naar haar kamer,
luister naar haar adem, zeg: wat ben je mooi –
ik zal goed voor je zorgen.
Tjitske Jansen (1971)
Uit: Je hebt alles & en je hebt mij
Recente reacties