‘Mag ik ook muziekles?’ Smekend kijkt ze me aan. De oudste is klaar met zwemles en op de open dag van de muziekschool oriënteren we ons welk instrument geschikt is voor haar. De jongste is mee en heeft zojuist haar hart verpand aan de viool. ‘Eerst zwemles lieverd, daarna mag je ook kiezen voor een instrument.’ Ik ben verbaasd dat ze zo gegrepen is door die viool, al kan het natuurlijk ook de lieve juf zijn die ernaast stond. Stiekem vind ik het heel leuk en droom ik al van samen musicerende zusjes. Maar ze is pas vijf dus die bevlieging kan ook zo weer over zijn. Eerst maar eens iets passends vinden voor de oudste. Ze probeerde een gitaar, een accordeon, een cello (mams zwijmelt al weg) en een klarinet en heeft ze allemaal afgekeurd. ‘Waarom moet ik eigenlijk op muziekles?’ vraagt ze dwars.
Goeie vraag. Omdat het goed is voor de intelligentie, voor de ziel, voor je algemene ontwikkeling? Als ik zeg dat het bij de opvoeding hoort zal ze daar geen genoegen mee nemen. Het was gemakkelijker als ze als een volgzaam kind braaf op pianoles ging en op een dag zou zeggen ‘eigenlijk wil ik liever contrabas/dwarsfluit/draailier spelen’. Drummen desnoods. Alles liever dan dat ik haar moet dwingen een instrument te spelen, dat gaat nooit werken. Maar ja, dit kind is als de boer die niets eet dat hij niet kent. Dus is het aan ons om haar te verleiden en te hopen dat ze gegrepen wordt. ‘Omdat we het belangrijk vinden dat je dat probeert. Net als met sporten.’ ‘Maar als ik het niet leuk vind?’ ‘Als je het een jaar serieus geprobeerd hebt en je vindt het helemaal niks, dan mag je natuurlijk stoppen.’ Mijn maag krimpt ineen terwijl ik het zeg, ik kan me een leven zonder muziek niet voorstellen. ‘Een jáár?!’ zegt ze ontzet ‘dat is véél te lang!’ Ik zou een jaar veel te kort vinden, maar dat zeg ik maar even niet. Als je pas zeven bent duurt een jaar verschrikkelijk lang. Ik twijfel hevig of we er goed aan doen.
Nadat ik als achtjarige een jaar naar AMV (algemeen muzikale vorming) ben geweest, omdat dat bij de opvoeding hoorde – bij mij werkte dat zinnetje blijkbaar wel – wil ik dolgraag op pianoles. Mijn ouders huren een electronisch orgel (slik). Ik gruw van de synthetische klanken uit de Riha. Mijn vader, die vroeger nooit naar muziekles mocht terwijl hij dat zo graag wou, is dolblij met het orgel in huis. ’s Avonds als ik op bed lig hoor ik hem oefenen uit de losbladige LOI orgelcursus voor beginners. Er klinkt zoveel liefde en verlangen in door, ik haalde het niet mijn hoofd te durven stoppen met orgelles. Ik oefen net zolang totdat mijn vingers sterk genoeg zijn om dan in godsnaam maar kerkorgel te kunnen spelen.
Ingewikkeld vind ik dat. Ze móet van mij niet, maar ik wil wel heel graag dat zaadje bij haar poten in de hoop dat ze besmet raakt met het muziekvirus. Dwang lijkt me tegenstrijdig aan hobby. Toch zijn er massa’s mensen die zo uiteindelijk aan hun liefhebberij komen. Omdat het ‘hoort’ in hun milieu, omdat paps of mams het vroeger niet mocht, omdat het ‘zonde is te stoppen met jouw talent’. Een beetje aanmoediging en doorzettingsvermogen hoort erbij. Want het wordt pas leuk als je het een beetje kan. Volgens Plutarches (die leefde van 46-120 na Christus) moeten we geen vat vullen maar een vuur ontsteken. Bij de jongste is het muziekvuurtje licht ontvlambaar, bij de oudste is het zoeken naar de aanmaakblokjes. Misschien ontbrandt dat vuur uiteindelijk niet, dan hoeft het niet, maar nu geef ik het nog niet op. ‘Misschien is dit iets voor jou; eerst kennismaken met allerlei instrumenten en dan mag je er drie uitkiezen voor proeflessen. Daarna kun je uit die drie kiezen wat het leukste is.’ ‘Oké’, zegt ze, nog niet helemaal overtuigd ‘en mag ik dan ook zeggen als ik niks wil?’ Dat mag, dan zoeken we een ander vuurtje.
Recente reacties