Mijn zoon stormt door het huis,
een roffel op de trap. Hij is
zichzelf een motor. Het lied
dat in hem leeft ontsnapt hem
soms. Ik hoor hem zingen
op de gang en zwijg.
’s Nachts is hij bang, hij twijfelt
aan zichzelf, aan ons, de wereld.
Ik neem hem in mijn arm
en zonder spreken vaag ik
de oorlog weg en kinderkanker
mijn eigen dood, het monster van de tijd.
Ik lieg hem voor en red hem
tot wij beiden slapen in gestolen veiligheid.
Anna Enquist (1945)
Uit ‘Gedichten 1991-2012’ (2013)
Recente reacties