Plotseling hoor ik de kinderarts zeggen: ‘Misschien is het inderdaad beter om niet langer af te wachten. Laten we haar een paar dagen ter observatie opnemen in het ziekenhuis. Dan heeft ze meteen toegang tot alle onderzoeken en is hopelijk vóór de feestdagen duidelijk wat er aan de hand is.’ Ik slik. Zojuist heb ik verteld hoeveel zorgen ik me maak en nu de arts dat ‘niet pluis-gevoel’ serieus neemt, overspoelt me een golf van paniek. Stel dat er écht iets aan de hand is? De afgelopen drie maanden zijn we de dagen doorgekwakkeld in het vaste vertrouwen dat het wel weer over zou gaan, maar stel dat… Ik durf niet verder te denken. Het meest waarschijnlijke was een bacterie die buikpijn veroorzaakt, maar die is niet gevonden bij het bloed- en ontlastingonderzoek. Ook het alternatief, een veelvoorkomende parasiet, is het niet. Dat het een psychische oorzaak heeft lijkt mij uitgesloten, want ze heeft nog nooit zo goed in haar vel gezeten als dit schooljaar. De dokter gaat onmiddellijk contact zoeken met de kinderafdeling en belooft vanmiddag nog terug te bellen.
Ik probeer mijn man te bereiken. Hij neemt niet op en ik wil zo’n bericht niet inspreken op zijn voicemail. Naar huis dan maar en ik zeg mijn laatste werkafspraak voor die dag af. In de auto strijden hoop (eindelijk duidelijkheid), vrees (gaat ze dood) en twijfel (stellen we ons aan) om voorrang. Pas als ik bijna op een vrachtauto inrijd, merk ik hoezeer ik in beslag genomen ben door mijn gedachten. Ik spreek mezelf streng toe: ‘Dit was toch precies wat je wilde? Wees flink, het is nu niet opeens erger dan gister, de situatie is nog precies hetzelfde. Met dit verschil dat er nu serieus gezocht wordt naar een oorzaak en we haar dan hopelijk kunnen helpen beter worden.’ Trrring doet de gsm, mijn man. ‘Hoihoi, ik probeerde je inderdaad te bellen, maar ik ga nu niet met je praten, want ik zit in de auto’ (en moet mezelf beschermen om niet weer zo door emoties overmand te raken) – ‘O, heb jij de dokter al gesproken?’ – ‘Ja, ik vertel het je straks, ik rij nu naar huis’, zeg ik ferm. ‘Oké,’ zegt hij, ‘ik had zojuist iemand van het ziekenhuis aan de lijn dat de opname morgen al kan, of zoiets? Weet jij daarvan? Moeten we dat doen?’ Oef dat gaat ineens rap, een tikje onhandig om dat zo te regelen van het ziekenhuis, maar goed, weten zij veel. ‘Eh ja, dat klopt. Ik had je nog niet te pakken gekregen om dat te vertellen. Maar als het morgen al kan, dan graag. Wil je ze dat laten weten? Tot zo, ik ben er bijna!’ Zo, dat heeft de kinderarts snel voor elkaar! Hij zei nog dat het erg druk was en dat hij niet zeker wist of hij haar ertussen kreeg, maar blijkbaar heeft hij zijn volle gewicht ingezet. Fijn. En ook niet-fijn, want dan is het dus misschien toch ernstiger dan we dachten. Mijn gedachten gaan weer met me op de loop… Ik ben blij dat ik bijna thuis ben.
Thuis is dochterlief haar vriendinnen aan het bellen om te vertellen dat ze naar het ziekenhuis gaat. Mooi, dat is een prima manier van coping, laat ze het maar tien keer aan Jan en alleman vertellen. Stuur ik haar straks samen met papa de stad in voor een nieuwe pyjama en twee dikke leesboeken: verantwoorde ziektewinst. De ziekenhuismevrouw blijkt erg summier te zijn geweest met haar informatie, dus eerst maar eens kijken of er op een website iets aan instructies te vinden is. Kijk nou, er is zelfs een aparte website om kinderen vrolijk voor te bereiden. Trots zeggen ze een gecertificeerd kindvriendelijk ziekenhuis te zijn!
Nu nog even als ouders geïnformeerd zien te raken. Ik klik me een weg door de website op zoek naar wat er allemaal mee moet en wat we moeten regelen. Op de kinderwebsite staat: ‘Je ouders mogen de hele dag bij je zijn. Je ouders mogen bij je blijven slapen! We zetten dan ‘s avonds gewoon een opklapbed naast jouw bed.’ En op het deel voor de ouders: ‘Als uw kind met spoed is opgenomen, heeft u weinig of geen tijd om uw kind voor te bereiden op het verblijf in het ziekenhuis. Voor uw kind is het belangrijk dat u er overal zoveel mogelijk bij bent.’ Hm, ik heb al vaker gehoord dat ouders dag en nacht bij hun kind zijn als het in het ziekenhuis ligt, maar is dat ook echt de bedoeling? Ik kan het me voorstellen als een kind levensbedreigend ziek is of te jong om uit te leggen wat er aan de hand is, maar is dat nu de standaardprocedure? Als ik hierover bel met de opnamebalie, laat de ziekenhuismevrouw weinig subtiel weten dat je als ouder zoiets natuurlijk over hebt voor je kind. En als ik vraag tot welke leeftijd, zegt ze: ‘Nou, tot een jaar of zestien blijven de meeste ouders wel hoor en dat is voor de kinderen vaak ook erg belangrijk.’ Ik stel mij de ziekenzaal voor met drie tot zes bedden waar ons meisje straks ligt. En overal veldbedjes, behalve bij haar. Tja, dat gaat natuurlijk niet, dus laten we ons er maar op instellen dat we daar blijven slapen.
Het wordt dan wel even logistiek puzzelen hoe we dat thuis organiseren omdat mijn man ‘s avonds werkt tot elf uur en onze oudste niet alleen thuis kan blijven. Zeker niet onder deze omstandigheden. Ik veeg mijn werkagenda leeg (lang leve de freelancer). Overdag is onze aanwezigheid alvast geregeld, de rest komt morgen wel.
Zoals gevraagd melden we ons stipt om 9.00 uur op de kinderafdeling. (Dat had nog wat voeten in aarde, want ons meisje is ‘s ochtends hondsberoerd en heeft eigenlijk meer opstarttijd nodig. Maar het is gelukt. Ik troost me met de gedachte dat deze kindermishandeling een goed doel dient; wie weet helpt het om misselijk te arriveren.) We krijgen een bed toegewezen en wachten op instructies. Eerst moet de dokter langskomen. Onze eigen kinderarts heeft vandaag geen dienst. De co-assistent komt om 11 uur de eerste gegevens noteren (hadden we misschien toch ietsjes later kunnen komen, miept de kniesoor in mij). Om 13.30 uur arriveert de arts-assistent om het dunnetjes over te doen. Ze wil graag overleg met de dienstdoende kinderarts en zal ons op de hoogte houden. Als ze samen arriveren – om 17.00 uur – neigen ze ertoe ons weer naar huis te laten gaan, ‘omdat niet duidelijk is wat er aan de hand is’. Ik snap het niet. Daarom zijn we toch hier?! In dit kindvriendelijke ziekenhuis hebben wij nu acht uur wachtend doorgebracht, en dan dit?! Voor thuis hebben we een ingewikkelde logistieke operatie op poten gezet om het daar draaiende te houden en dan nu onverrichter zake huiswaarts gestuurd?! Ik dacht het niet. Ik wil boos worden en voel tranen van onmacht opwellen – maar ik zit naast een ziek kind.
Zo gaat het steeds in dit kindvriendelijke ziekenhuis. Al is mijn dochter pas tien jaar, ze is bij alle gesprekken met de arts aanwezig. Op geen enkel moment is er een opening om even als volwassenen vrijuit van gedachten te wisselen. ‘Hoort dat bij kindvriendelijk beleid?’ denk ik knorrig. De dokter gaat vrij snel om en stelt voor om morgen een aantal aanvullende onderzoeken te doen (hèhè, daar kwamen we voor). ‘Excuses voor het lange wachten en tot morgen dan maar’, zegt ze vriendelijk. Ze kijkt op haar horloge, haar dienst zit erop.
Ik ben bekaf van de hele dag wachten, van mij groothouden naast het bed van mijn dochter, van het geregel op afstand om mijn afwezigheid thuis en op het werk te regelen, van het niet bevredigend kunnen beantwoorden van alle goedbedoelende sms’jes die vragen of er al meer duidelijk is. Ik zou zo graag het gevoel hebben dat mijn dochter hier in het ziekenhuis in goede handen is, maar merk dat veel aankomt op hoe ik als ouder mijn mond opendoe, en dat voelt niet goed. Ik kan dat toevallig wel, maar zo hoort het niet. Het zou me helpen om even uit dit ziekenhuissysteem te stappen, bij te tanken, en morgen vol frisse moed aan een nieuwe dag te beginnen. Maar dat kan niet. Ik moet blijven slapen. Omdat dat goed is voor mijn kind, zeggen ze.
Zou het predikaat ‘kindvriendelijk ziekenhuis’ een dekmantel voor een botte bezuinigingsmaatregel zijn of is het om de verpleging en de nachtdienst te ontlasten? Nee, het lijkt goed bedoeld, maar ergens in de ‘Operatie Kind Centraal’ heeft men uit het oog verloren wat dat impliceert voor ouders, broertjes en zusjes, werkgevers – om maar een paar betrokkenen te noemen. Het is ook de vraag of zulke kindvriendelijkheid het kind dient. Ik kijk uit naar het eerste gezinsvriendelijke ziekenhuis.
Ook verschenen in Systeemtheoretisch Bulletin, jaargang 30, nummer 1
Kindvriendelijk Column in Systeemtheoretisch Tijdschrift
Recente reacties