casusTerwijl ik in het café op mijn afspraak zit te wachten laat ik mijn gedachten alvast gaan over het gesprek dat we straks zullen hebben. Ik ken deze mensen nog niet en ben nieuwsgierig naar hun manier van werken. Ze worden vaak ingeschakeld als niemand meer weet wat er moet gebeuren. Hebben ze zoveel meer kennis dan alle andere betrokkenen of zijn ze gewoon handiger in overleggen en afstemmen? Lukt het ook wel eens niet, vraag ik me af, en wat doen ze dan?

We schudden handen, bestellen koffie, maken globaal kennis en ik vraag hen waar ze op dit moment mee bezig zijn. ‘Dat is wel leuk om te vertellen’, steekt de ene enthousiast van wal ‘ik kom net bij een heel interessante casus vandaan.’ ‘Ho, stop!’ onderbreek ik hem, tot mijn eigen verbazing onverwacht fel. ‘Casus is zo’n lelijk woord, dat zou verboden moeten worden.’ Verbaasd wisselen de mannen een blik, ze zijn zich van geen kwaad bewust. Koortsachtig zoek ik mijn woorden. Hoe komt het dat ik daar zo over val? ‘Casus staat voor ‘geval’, zo moet je niet over mensen willen praten. Het gaat over mensen van vlees en bloed, die moeite doen, gezien willen worden, worstelen met vragen. Als ik als moeder zou horen dat er over mijn situatie wordt gesproken als ‘casus’, zou ik me echt rot voelen. Alsof ik een mapje in een archiefkast ben. Dat moet je toch niet willen?’ ‘Ik weet het niet, ik bedoel er niks vervelends mee. We hebben het gewoon altijd over casussen als we over ons werk praten. Hoe zou jij dat dan willen noemen?’ ‘Waarom noem je het geen: jongen, gezin, school?’ ‘Ja dat kan natuurlijk ook’, lachen de mannen ‘is het dan beter?’ Nou ja, beter, beter, alsof ik daarover ga, zo bedoel ik dat niet. Toch zeg ik ‘Ja graag!’ en ik vertel hoe ik mijn stagiaires leer om zó over ouders te praten en schrijven dat de ouders zouden kunnen meekijken over hun schouder. Zo worden ze zich bewust van hoe ze er tegenaan kijken, want dat laat je niet los op het moment dat je die ouders weer ontmoet. ‘Genoeg gepreek. Vertel, wáár kom je net vandaan?’ Het werd een mooi gesprek, daar in dat café…

Dit stukje verscheen ook in Ouderschapskennis, jaargang 18 nr. 2

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *