Drie maal per dag, naar vaste wetten,
nemen zij de eigen plaatsen in,
en gaan zich rond de tafel zetten;
van haat eendrachtig: het gezin.
De vader heeft het mes geslepen,
De kinderen wachten, wit en stil.
De moeder houdt haar bord omgrepen,
alsof zij het vergruizelen wil.
Een grauw: dan vouwen zij de handen,
de disgenoten in het huis:
van tafelrand tot tafelranden
geschikt tot een onzichtbaar kruis.
Ida Gerhardt (1905-1997)
uit: Het levend monogram (1973)
Recente reacties